Een filosofische blik op architectuur – Alasdair MacIntyre

Alasdair MacIntyre en de architectuur

Introductie

In deze eerste blog zal ik aan de hand van de filosofie van Alasdair MacIntyre naar de architectuur kijken. MacIntyre kijkt met een interessante blik naar sociaal georganiseerde menselijke activiteiten (in de volksmond komt dat vaak neer op ‘werk’). Om mijzelf handvaten te bieden in mijn analyse over de architectuur heb ik dan ook het raamwerk van Alasdair MacIntyre gebruikt. In de volgende blogs zal ik afgeronde projecten van Olivier & Partners Architecten langs de meetlat van MacIntyre leggen.

Alasdair MacIntyre (geb. 1929)  is een schotse filosoof die zijn werk veelal baseert op de deugdethiek van Aristoteles. In zijn belangrijkste werk after virtue kijkt hij onder andere op een deugd ethische manier naar onze huidige werkmaatschappij. Daarin focust hij zich onder andere op de interne goederen die ondernemingen hebben/vervaardigen. Hier zal ik in het volgende hoofdstuk uitgebreid op terugkomen. MacIntyre bouwde het idee vervolgens verder uit naar wat hij noemde een ‘praktijk’

Een praktijk is een complexe vorm van een sociaal georganiseerde menselijke activiteit waarmee interne goederen gerealiseerd kunnen worden die inherent zijn aan de desbetreffende activiteit. Dit gebeurt door te streven naar een zekere mate van excellentie, die historisch bepaald is. Tevens dienen de interne goederen de gemeenschap te verrijken (MacIntyre, 1981)

Hiermee geeft MacIntyre een richting waarin je kunt denken over je eigen werkveld. Onderneem je sociaal,  streef je naar excellentie die historisch is bepaald en verrijk je de gemeenschap? Op deze vragen ga ik vanuit Olivier & Partners Architecten antwoord proberen te geven. De vragen zal ik uiteraard nog verder toelichten. Daarnaast heb ik MacIntyre gebruikt om Rene Olivier (architect directeur) te interviewen. Kunnen wij samen achter de interne goederen komen die toebehoren aan de architectuur. Als laatste ga ik na welke deugden Rene moet hebben om zijn beschreven interne goederen te kunnen vervaardigen.    

Bent u vooral geïnteresseerd in de geformuleerde interne goederen van Rene? Scroll dan door naar de volgende paragraaf: De interne goederen van een architect volgens Rene Olivier

Valt de architectenbranche binnen de vereisten van een praktijk?

Een belangrijk startpunt is de definitie die ik gebruik om de architectuur te omschrijven. Voor dit stuk is dat de volgende definitie: ‘de kunst en de wetenschap achter gebouwde objecten als gebouwen, landschappen, meubelen en interieur’ (Ensie, 2015). Om te bepalen of wij actief zijn binnen een praktijk moeten we dus na gaan of architectuur voldoet aan de maatstaven van een praktijk: (1) wordt het sociaal ondernomen? (2) is de mate van excellentie historisch bepaald? (3) en verrijkt de activiteit, mits juist toegepast, de gemeenschap?

Naar mijns inziens wordt de architectuur op een sociale manier georganiseerd. Zowel binnen de kaders van de (architecten)organisatie, te denken valt aan de interactie tussen bouwkundigen, ontwerpers en architecten. Als buiten de kaders van de organisatie, denk hierbij aan de wens van de klant en het antwoord van de architect.

Ten tweede, is de mate van excellentie tot op zekere hoogte goed inzichtelijk te maken en historisch bepaald[1]. Met andere woorden, de excellentie kan terug worden gevonden in de geschiedenis. Door de tijd worden er maatstaven gecreëerd die inzicht geven in wat goede architectuur is en wat niet. Deze inzichten veranderen in de tijd. Verandering of innovatie komt vaak tot stand als de huidige standaard tot in de perfectie wordt beoefent. Op die manier kan men ook de mankementen van de huidige standaard identificeren. Voor MacIntyre is het belangrijk dat de excellentie historisch wordt bepaald omdat de excellentie dan niet afhangt van emotivisme (een morele uitspraak is slechts de uiting van een goedkeurende of afkeurende waardering). Met andere woorden, de excellentie hangt niet af van het feit of ik het mooi, lelijk of goed vind, maar van universele standaarden. Ter illustratie, vele zullen beamen dat Rem Koolhaas een excellent architect is. Dat niet iedereen zijn projecten ‘mooi’ vind doet daar niets aan af.

Als laatste, de vraag of architectuur ‘mits juist toegepast’ de gemeenschap verrijkt. Hierop kan wat mij betreft wederom positief op worden gereageerd. Gebouwen, landschappen, meubelen en interieur kunnen een stevige stempel drukken op het gevoel dat je in een ruimte of gebouw kunt hebben. Uiteindelijk kan het zelfs invloed hebben op een ieders gezondheid. Voor ons; vanuit Olivier & Partners Architecten (en Olivier Spek Architecten) komt dit sterk terug in de ziekenhuiswereld. Er komt steeds meer academisch bewijs (evidence based design) dat de omgeving een sterke invloed heeft op het herstelproces van een patiënt (Huisman et al, 2012). Een voorbeeld is toegang tot daglicht. Patiënten die in een kamer liggen waar daglicht binnen valt herstellen sneller (Huisman te al, 2012). Aan de architect dus de opgave om daglicht toetreding te creëren.

Uit de gestelde drie vragen blijkt dat de architectuur een praktijk is zoals dat is omschreven door MacIntyre. Nu kunnen we naar de volgende stap: wat zijn de interne doelen van Rene Olivier (en daarbij van Olivier & Partners Architecten)?

Wat zijn interne goederen?

Interne goederen zijn goederen die enkel met de desbetreffende activiteit vervaardigd kunnen worden. Neem als voorbeeld professioneel voetbal. Een intern goed van een voetbalwedstrijd is voetbal-plezier. Dat kan alleen vervaardigd worden met het uitoefenen van de sport zelf. Het geld wat een professionele voetballer verdiend is een extern goed. Geld kan namelijk ook verdiend worden met andere bezigheden, ofwel geld is niet iets wat alleen met voetballen verdiend kan worden.

De interne goederen van een architect volgens Rene Olivier

Om de interne goederen van Olivier & Partners Architecten te identificeren heb ik zoals eerder benoemd Rene Olivier geïnterviewd. Het interne goed zit hem in het beoefenen van de architectuur zelf. Hij omschrijft de architectuur als een gebonden vorm van kunst. Het gaat erom dat je in de architectuur de balans vindt tussen de volgende punten: het esthetische, het praktische en de Genius Loci (geest van de plek). In het esthetische is het kunstzinnige deel van de architectuur gelegen. Hierin wil Rene dat de architectuur een emotie of gevoel oproept, bijvoorbeeld blijdschap of veiligheid. In het praktische wordt er gekeken naar de functie van het gebouw. Dat kan heel basaal zijn in de vorm van bijvoorbeeld een deur. Een deur moet groot genoeg zijn en deze moet open kunnen. Maar het kan ook ingewikkelder, wanneer je naar de functie van het gebouw zelf kijkt. Bijvoorbeeld, moet het spanning of veiligheid uitstralen? Hier wordt duidelijk de koppeling gemaakt tussen het esthetische en het praktisch. De twee gaan altijd samen op.  Wanneer het praktische en het esthetische perfect met elkaar in balans zijn ontstaan de mooiste architectonische werken. Als laatste noemde Rene de Genius Loci, ofwel ‘de geest van de plek’. Elke plek is uniek, de architect moet deze plek begrijpen en daarna de keuze maken welke invloed zijn project gaat hebben op deze plek. Moet het werk opgaan in de plek of moet het zich juist afzetten? Dat zijn vragen die cruciaal zijn om goede architectuur te kunnen bedrijven. Op deze manier komt mooi terug dat architectuur invloed kan hebben op de gemeenschap.

Wanneer de ultieme balans is gevonden noemt Rene het creëren van een leefomgeving waar mensen kunnen excelleren als ultiem einddoel. Nu kan een kritische lezer opmerken dat dit geen intern goed kan zijn van de architectuur. Het is immers goed mogelijk om dit einddoel via een andere weg te behalen. Daar ben ik het deels mee eens, toch denk ik dat het wel degelijk als intern goed bestempeld kan worden. Architectuur kan namelijk een aanzienlijke bijdrage leveren aan dat einddoel. De kunst ligt er voor mij niet in om het raamwerk van MacIntyre precies te volgen, maar dient juist als opstapje in de goede richting.

Wel impliceert René’s genoemde einddoel een interessant gegeven. De eerste drie interne goederen hebben namelijk puur te maken met het beoefenen van architectuur. Daarin wordt met geen woord gerept over de uitvoering van een ontwerp. Projecten worden gecreëerd op de tekentafel, worden getoetst op het esthetische, praktische en de Genius Loci, maar worden nog niet gerealiseerd. Rene zijn einddoel spreekt wel over een zekere realisatie, immers je kunt niet excelleren in een leefomgeving die nog niet bestaat. De waarde van het beoefenen van de professie wordt dus wel degelijk bepaald door de uitwerking. Wordt een project niet gerealiseerd vervalt de waarde tot op zekere hoogte (je kunt natuurlijk wel veel leren van een niet gerealiseerd project). Zeker in de architectenbranche is dit een interessant gegeven, daar veel project op basis van aanbestedingen worden ingezet. Het komt geregeld voor dat een project uiteindelijk niet doorgaat.

In de volgende blogs zal ik steeds een project uitlichten en na gaan hoe deze zich verhouden tot het esthetische, het praktische en de Genius Loci.

Op weg naar een deugd ethisch idee van een excellent architect

Nu de interne doelen duidelijk zijn kunnen we we de volgende stap maken. Wat maakt een architect nu een excellent architect? Op de eerste plaats licht MacIntyre uit dat dat historisch is bepaald, toch is het ook interessant om naar bepaalde deugden te kijken die horen bij een excellent architect. Zoals eerder benoemd is MachIntyre een filosoof die denkt in de traditie van Aristoteles, die bekent staat om zijn deugd ethiek. Ik zal hier niet te veel uitweiden over de precieze definitie van een ‘deugd’. Wel wil ik kort toelichten dat een deugd altijd het midden houdt, het midden tussen twee uiterste. Dat is het makkelijkst uit te leggen aan de hand van de deugd ‘moed’.

Moed is het midden tussen lafheid en overmoed. Stel je voor dat persoon A iemand ziet verdrinken. Wanneer persoon A wel kan zwemmen maar niet handelt is dat lafhartig gedrag. Kan persoon A niet zwemmen maar springt die meteen het water in, ben is persoon A overmoedig. In beide gevallen ontbreekt het juiste midden. Iemand die kan zwemmen, moet moed tonen door direct te handelen. De persoon die niet kan zwemmen moet moed tonen door op andere manier de drenkeling te redden (lees hulp halen). Dit inzicht kan helpen bij het begrijpen van de term ‘deugd’.

Vanuit deze gedachte identificeer ik drie deugden die naar mijns ziens fundamenteel zijn voor een architect: (1) creativiteit, (2) compassie en (3) moed. Ten eerste, is creativiteit benodigd om ruimtes/gebouwen te begrijpen en te ontwerpen. Zonder creativiteit kan een architect niet tot de inzichten komen die benodigd zijn in het vakgebied. De creativiteit moet de drie benoemde punten van Rene (esthetische, praktische en Genius Loci) in elkaar vlechten tot een mooi geheel. Ben je niet creatief genoeg dan zal in vele gevallen het esthetische het onderspit delven, waarbij de geest van de plek ook niet wordt gewaarborgd. Ben je als architect te creatief dan kan het zijn dat de praktische kant van de architectuur wordt vergeten. Dit kan uiteraard ook andersom gebeuren. Een gebouw praktisch maken vereist vaak een hoge mate van creativiteit.

Ten tweede, benoem ik de deugd compassie. Compassie is sterk gelieerd aan de empathie, maar verschilt ook van empathie op een cruciaal punt. Een empathisch persoon probeert zich volledig in te leven in een ander persoon. Dat wil zeggen, dat je volledig in de ander zijn schoenen probeert te staan. Wanneer je compassie toont leef je je ook in bij de andere persoon, maar je gaat niet volledig in de ander zijn schoenen staan. Je houdt een zekere afstand. Dit maakt dat je de ander kan horen en begrijpen, en tegelijkertijd je eigen ideeën behoudt. Dit is voor een architect zeer belangrijk. Een architect moet voelen en begrijpen wat de klant of de gebruiker wil. De architect moet zich in kunnen leven in de leefwereld van de klant om zo tot een juist ontwerp te komen. Tegelijkertijd dient de architect een zekere afstand te bewaren. De architect wordt namelijk gevraagd om zijn expertise, wanneer er ‘te’ veel naar de klant wordt geluisterd, kan het voorkomen dat deze te veel invloed heeft. Op die manier voert de architect zijn beroep niet ten volle uit.

Ten derde, de deugd moed. Moed is benodigd om als architect jouw stempel te durven drukken op het ontwerp. Zonder moed zal de creativiteit van de architect niet tot volle uiting komen en zonder moed zal een architect niet instaat zijn om zijn expertise te verdedigen wanneer dit vereist is.

Tot slot

Met deze eerste paper/blog hoop ik vanuit filosofisch oogpunt een indruk te hebben gegeven over de architectuur. Uiteraard is dit één manier om te kijken naar architectuur en biedt het ruimte voor discussie. Via MacIntyre heb ik een poging gedaan om aan te tonen dat de architectuur een ‘praktijk’ is. Dit omdat het sociaal wordt ondernomen, er interne goederen zijn, de mate van excellentie historisch wordt bepaald en dat het ‘mits juist toegepast’ de gemeenschap verrijkt. Voor Rene Olivier was het beoefenen van de architectuur zelf het belangrijkste interne goed. Daarboven benoemde hij het creëren van een leefomgeving waarin mensen kunnen excelleren als ultiem einddoel. Om dit te kunnen bereiken heb ik drie deugden geïdentificeerd die daarvoor van belang zijn: creativiteit, compassie en moed.


[1] Dat de mate van excellentie historisch bepaald is wil niet zeggen dat er geen vooruitgang of innovatie mogelijk is. De vooruitgang of innovatie komt echter vaak pas tot stand door iemand die de huidige standaarden van de architectuur tot in de perfectie beheerst.